De eerste coöperatieve ondernemingen zijn ontstaan in Groot-Brittannië als antwoord op de verpaupering die de industriële revolutie met zich meebracht. Reeds in 1760 openden arbeiders in Woolwich en Chatham de eerste coöperatieve meelfabrieken. De arbeiders waren gezamenlijk eigenaar van de fabriek en konden meel, brood, boter, thee en suiker van de fabriek kopen.
Later ontstonden coöperatieve winkels, waar de leden goedkope levensmiddelen konden verkrijgen. De winst werd verdeeld onder de leden van de coöperatie door middel van een ‘ristorno’ aan het einde van het jaar, afhankelijk van de gedane aankopen. De statuten van de Rochdale Pioneers, regio Manchester, waren een inspiratiebron voor velen.
Rond die tijd ontstonden ook in Duitsland coöperaties. Door de hongerwinter in het midden van de 19e eeuw heerste er armoede. Friedrich Wilhelm Raiffeisen, een burgemeester, koos niet voor liefdadigheid maar voor zelfhulp. Hij bracht arme boeren samen om elkaar te helpen. Volgens Raiffeisen moesten ze daarvoor toegang krijgen tot goedkope financiële kredieten via spaar- en kredietcoöperaties. De coöperanten legden hun spaargeld samen en wie geld nodig had, kon dit lenen tegen voordelige tarieven.
Ook in België kregen de coöperaties voet aan de grond. In 1873, met de eerste wet op coöperatieve vennootschappen, richtten enkele wevers, spinners en ambachtslui in Gent de bakkerij van de Vrije Bakkers op. Daaruit ontstond de Vooruit, een coöperatieve vennootschap die niet alleen de materiële toestand van haar leden wilde verbeteren, maar ook hun belangen op politiek vlak verdedigde. Ook boeren verenigden zich in coöperaties om landbouwwerktuigen en grondstoffen (zoals zaden, mest of brandstof) aan te kopen of de distributie en verkoop van landbouwproducten op een gezamenlijke manier te organiseren. Land- en tuinbouwers die door hun specifieke marktomstandigheden zwakker in de markt stonden verenigden zich in ondernemingencoöperaties om een betere prijs te bekomen. Denk aan de ‘zuivelcoöperaties’ van melkveehouders, of de groente- en fruitveilingen, waar de telers de aandeelhouders zijn, die in ons land nog steeds een heel sterke positie hebben.
Ons land kent een rijke geschiedenis van coöperatieve banken en spaarkassen, naar het voorbeeld van de Duitse Raiffeisenkassen. Zowel vanuit arbeiders- als landbouwbewegingen werden coöperatieve spaar- en kredietkassen opgericht om de sociaaleconomische positie te versterken van bevolkingsgroepen die niet tot de elite van hun tijd behoorden. In 1892 werd in het Vlaams-Brabantse Rillaar de eerste Belgische Raiffeisenkas opgericht, waaruit later de coöperatieve CERA Bank zou groeien. Deze kreeg in 1998 de huidige vorm van Cera.
Vanaf de jaren 50 geraakte de coöperatieve beweging een stukje in verval, onder meer omdat de coöperatieve winkels niet meer konden concurreren met de grote winkelketens. Dat was alleszins zo in België; in andere Europese landen bleven ze wel sterk. Zo is de ‘Coop’ de grootste supermarkt van Zwitserland.
Het motief van armoedebestrijding werd ook ondergraven door de toenemende welvaart. Het coöperatieve model bleef wel sterk staan in de agrarische, farmaceutische en financiële sector.
Bij nieuwe behoeften en uitdagingen kwam het coöperatieve ondernemingsmodel terug naar boven. Zo ontstond in de jaren 50 Mondragon, nu een koepel van zo’n 100 werkerscoöperaties met als doel te voorzien in tewerkstelling, welvaart en welzijn. In België kwamen er in de jaren 70 en 80 ook enkele werkerscoöperaties. Sinds enkele jaren stijgt de interesse naar dit type coöperatie, als antwoord op de behoefte aan participatie en mede-eigenaarschap door medewerkers. Ook voor bedrijfsoverdracht kan dit een antwoord zijn.
In de jaren 60 en 70 stelden diverse kmo’s en familiebedrijven vast dat het als zelfstandigen moeilijker werd om te concurreren tegen de schaal- en andere voordelen van groeiende ketens. Zij verenigen zich in ondernemingencoöperaties, onder meer in de groot- en kleinhandel. Ook vandaag (her)ontdekken kmo’s dit model om actuele uitdagingen aan te gaan zoals e-commerce, digitalisering, verduurzaming, circulariteit, bereik- en schaalvoordelen etc.
In 1991 werd Ecopower opgericht, een pionierende burgercoöperatie voor hernieuwbare energie. Zij inspireerden tal van andere groepen in België en Europa.
Na de financieel-economische crisis van 2008, en het Internationale Jaar van de Coöperatie in 2012 kende het coöperatieve model een boost. Er kwamen tal van coöperaties in diverse sectoren. Vooral in die sectoren waar de markt toch wat uitdagingen telt.
Wij zijn ervan overtuigd dat het coöperatieve ondernemingsmodel zijn rol zal blijven spelen. Dat werd nog eens duidelijk tijdens de coronacrisis. Niets voor niets was het thema van de Internationale Dag van de Coöperatie (VN en ICA) in 2021 ‘Rebuild Together’.
Meer weten over coöperatief ondernemen?